Onberekenbare overheid en haperende dienstverlening
Reacties zijn niet beschikbaar voor dit bericht.
Een uitweg
“Op haar achttiende verjaardag stopt de zorg van Jeugdzorg” zegt Reinier van Zutphen, de Nationale Ombudsman. “Vervolgens wil niemand haar meer helpen, niet de gemeente waar ze tijdelijk woont, niet de gemeente waar ze formeel is ingeschreven. Zo’n jonge vrouw krijgt overal ‘nee’ te horen, terwijl alle betrokkenen snappen dat het zo belangrijk is dat er snel iets gebeurt.”
Hij spreekt tot de tijdelijke commissie Uitvoeringsorganisaties van de Tweede Kamer, die probeert te achterhalen waar de problemen bij de uitvoeringsorganisaties vandaan komen. Dertigduizend klachten ontvangt hij jaarlijks.
Is dit het topje van de ijsberg? Hebben we te maken met een structureel haperende overheid?
Haperende uitvoering
Als je kijkt naar de verhoren bij de toeslagenaffaire dan zou je inderdaad denken dat er sprake is van een structureel haperende overheid. Een belastingdienst die – mogelijk tussen 2013 en 2017 – misdrijven pleegt. Een overheidsdienst die discrimineert en knevelt bij het terugvorderen van toeslagen. Alle betrokkenen wijzen naar elkaar. Het biedt niet het vertrouwen dat er serieuze lessen uit getrokken zullen worden.
Uit de hoorzittingen van de Tijdelijke commissie Uitvoeringsorganisaties van de Tweede Kamer rijst het beeld op van ambtenaren die burgers niet kunnen geven wat zij vragen. Kamerleden, bewindspersonen en andere beleidsbepalers lijken de burgers steeds meer als zelfredzame gewiekste fraudeurs te zien die de overheid voor je het weet een loer draaien. De beleidsbepalers bedenken als antwoord daarop steeds strenge regels met minimale uitzonderingsprincipes. Want regels zijn regels.
Door deze focus op fraudebestrijding neemt de wendbaarheid van de dienstverlening – met name aan de kwetsbare groepen die maatwerk nodig hebben – sterk af, constateert een groep topambtenaren in hun onderzoek naar het functioneren van de uitvoeringsinstanties.
Ze erkennen dat medewerkers in uitvoeringsorganisaties goed werk willen leveren. Maar in een omgeving waar strak gestuurd wordt op efficiëntie en productiecijfers heeft maatwerk geen prioriteit. Maatwerk staat in zo’n omgeving haaks op efficiëntie. Als antwoord op de complexiteit creëren beleidsbepalers regel op regel. Dat medewerkers zich vervolgens vasthouden aan de voorschriften en protocollen is dan ook niet zo gek. Als er vervolgens iets misgaat en de fouten worden breed uitgemeten in de media en politiek, wordt dit mechanisme verder versterkt. Medewerkers voelen dan weinig ruimte om af te wijken van de standaardbehandeling. In contact met burgers wordt dat nog ingewikkelder, zeker wanneer het lastig is om de regels uit te leggen. Dat leidt tot verkramping.
Een mooi voorbeeld hiervan is wat Arne Benjamins, voorzitter van de Ondernemingsraad van de Belastingdienst, zegt tegen de commissie (Uit NRC 2 -11-2020): „We zijn elke dag op het Journaal, en dus wordt van hogerhand ingegrepen, zonder dat er een probleemanalyse is gemaakt. Er heerst een enorme ‘top down-cultuur’, alles is al uitgedacht en de medewerkers moeten het uitvoeren. Dan volgen grote symbolische maatregelen, zoals het opknippen van de Belastingdienst in drie losse onderdelen, of aangiftes tegen de hele dienst door Financiën”. Hieruit spreekt op z’n zachts gezegd niet het samenspel wat je verwacht van een overheid.
Maatregel op maatregel
Jesse Frederik (De Correspondent 13-11-2020) constateert in zijn reconstructie van de toeslagenaffaire dat al in 2012 het eerste voorstel van de afdeling Toeslagen van de Belastingdienst om de fraudewet aan te passen op het bureau bij SZW belandt. Dat is ruim voordat de mediastorm rondom de Bulgarenfraude losbarst, waarna de kamer verzoekt om strengere handhaving van de regels rondom toeslagen. Dat resulteert in de uiteindelijke wet aanpak fraude toeslagen en fiscaliteit.
“Wat de Kamer hierbij volledig over het hoofd lijkt te hebben gezien, is dat de bestaande wet al heel streng was, ook zonder de extra handhavingsregels. Al jaren voor de Bulgarenfraude ondervonden ouders namelijk de ellende van die wet. En al jaren voor de Bulgarenfraude werd gewaarschuwd voor de verstrekkende consequenties” schrijft hij.
Het duurt dus ruim 8 jaar voordat de politiek in de gaten krijgt dat er een volledig verkeerde afslag is genomen. Het is opvallend dat in al die jaren geen Kamerlid, minister of staatssecretaris echt op z’n netvlies heeft wat er gaande is.
In 2013 schrijft Weekers, tijdens de discussie rondom de Bulgarenfraude, aan de kamer dat er met de 280 fraudeonderzoeken in totaal zo’n 16,6 miljoen euro is gemoeid. Dat is 0,02 % van alle toeslagen. De Bulgarenkwestie betreft 0.006%. Om welk probleem gaat het nu eigenlijk? Wat wil de kamer nu oplossen met de nieuwe wet?
Fnuikende dynamiek
Dat marginale problemen tot ingrijpende maatregelen kunnen leiden komt door een fnuikende dynamiek tussen media en politiek.
Uitvoeringsinstantie kijken daarom ook met argusogen naar die momenten waarop een journalist met een draaiende camera een politicus overvalt teneinde een eerste reactie te ontlokken. Voor je het weet heb je politici die van schande spreken, daadkracht willen tonen zonder enig zicht op de uitvoering en vervolgens nieuwe maatregelen eisen. Niets doen is uit den boze. Terwijl dat heel vaak de beste interventie is.
Het schrijnende is dat het geheugen van politici vaak te wensen overlaat, er geen sprake is van een gedegen evaluatie van maatregelen en van de consequenties voor de uitvoering.
Het is zo logisch
Het is niet verbazingwekkend dat politici aanslaan in hun hang naar profilering. Hun voortbestaan in de politiek is daar in grote mate van afhankelijk en in deze tijd met alle vormen van media vergt dat veel aandacht. Daarbij komt dat in de steeds kleiner wordende fracties elk kamerlid, ondersteund door één fractiemedewerker, vele portefeuilles heeft. Het ontbreekt ze gewoon aan de tijd en capaciteit om zich echt te verdiepen in een onderwerp.
Daarnaast zie je dat met de opkomst van ‘de roeptoeter-politicus’ – die zonder enige kennis van zaken van alles beweert en daarmee een heel electoraat weet aan te spreken – politici zich niet uitgenodigd voelen om zich genuanceerd uit te laten.
Tjeenk Willink constateert terecht in zijn oproep – ‘groter denken, kleiner doen’- dat deze ontwikkeling onze democratische rechtsorde ondermijnt, omdat de geloofwaardigheid van het voorgestane beleid afhangt van de kwaliteit van de uitvoering.
Het is niet te verwachten dat deze dynamiek gaat veranderen in het huidige klimaat in de politiek. Het rennen van incident naar incident (van spoeddebat naar spoeddebat) neemt alleen maar toe.
Hanteren politieke dynamiek door uitvoeringsinstanties
Uitvoeringsinstantie zullen een vorm dienen te vinden om deze dynamiek beter te hanteren. De onmacht die nu uit de verhoren naar boven komt – mooi beschreven door Leike van Oss en Jaap van ’t Hek in hun column op ManagementSite – geeft aan dat duidelijkheid in de aansturing ontbreekt. De politieke dynamiek dringt te veel door in de uitvoering. Die uitvoering, die juist gebaat is bij een grote mate van duidelijkheid, samenhang en continuïteit, krijgt nu te veel te maken met de wispelturigheid van de politiek.
Een mooi voorbeeld op grond van een besluit uit 2011 is de invoering van één bankrekeningnummer voor het uitkeren van de toeslagen bij de Belastingdienst. Deskundigen hadden geadviseerd om flink de tijd te nemen voor het doorvoeren van deze maatregel. Staatssecretaris Weekers echter, die onder politieke druk de belastingdienst hier in plaats van de benodigde 25 maanden nog maar 7 maanden voor gunde, zorgde er hierdoor onbedoeld voor dat ruim 100.000 mensen hun toeslagen niet meer ontvingen.
Het heeft er alle schijn van dat bestuurders vanwege het politiek opportunisme van een staatssecretaris feitelijk onder curatele worden gesteld en de deskundigen van de eigen dienst niet serieus worden genomen.
Het is van groot belang een balans te vinden tussen wat politiek wenselijk is en wat haalbaar is in de uitvoering. Daarmee zitten bestuurders op het scharnierpunt van politiek en uitvoering. Dat spel vraagt een grote mate van omgevingssensitiviteit, maar ook van realiteitsbesef over wat er binnen de eigen dienst haalbaar is.
Het beschermen van de uitvoering tegen schadelijke invloed van de politieke dynamiek betekent dan ook dat de politici meer betrokken moeten worden bij die uitvoering. Er is constructief samenspel tussen politiek en uitvoering nodig die uiteindelijk de dienstbaarheid naar de burger bevordert. Juist dat samenspel is nu niet zichtbaar.
Arne Benjamins (voorzitter OR van de Belastingdienst) verwijt de bestuurders niet voor niks ‘slappe knieën’.
Hoe nu verder met de Belastingdienst?
Het zal een aardige opgave zijn om van de Belastingdienst weer een gezonde, weerbare organisatie te maken. Het vertrouwen in de leiding zal niet groot zijn, ook gezien de vele wisselingen. Hoe lang houdt de huidige driekoppige leiding het uit?
De aangifte van het Ministerie van Financiën tegen de Belastingdienst en het aan de kant zetten van een aantal medewerkers versterken bovendien de toch al aanwezige angstcultuur. Het is bepaald geen ideale uitgangspositie.
Het gevolg is dat de onderlinge relaties zeer broos blijven en het meer een kwestie van overleven is, terwijl de druk op de organisatie om te presteren groot is. De druk zal er niet toe leiden dat medewerkers plotseling verantwoordelijkheid nemen. Daarvoor ontbreken nu de voorwaarden: het serieus kunnen omgaan met aanspreken en verantwoorden. Verantwoording afleggen bestaat uit het delen van inzichten, het gezamenlijk beoordelen van een situatie en eventueel bijsturen. Dit vraagt een grote mate van sociale veiligheid; om dat te bereiken is duidelijkheid en voorspelbaarheid noodzakelijk.
Het op orde brengen van deze basis, zeker in deze situatie, vraagt extra stappen. Het is o.a. belangrijk dat iedereen begrijpt wat de logica is van waarom zaken zijn gelopen zoals ze zijn gelopen. Juist door te kijken naar hoe de interactie is verlopen ontstaat er begrip. Daarbij gaat het niet zozeer om de schuldvraag, maar wel om te zien wat een ieders rol is geweest. Deze exercitie biedt veel inzicht en vertrouwen voor de toekomst.
Laten we hopen dat het de Belastingdienst, als één van de basisvoorzieningen van onze maatschappij, gegund is dit debacle snel achter zich te laten.